1. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt een digitaledienstverlener geacht te vallen onder de jurisdictie van de lidstaat waar hij zijn hoofdvestiging heeft. Een digitaledienstverlener wordt geacht zijn hoofdvestiging in een lidstaat te hebben als zijn hoofdkantoor zich in die lidstaat bevindt.
2. Een digitaledienstverlener die niet in de Unie is gevestigd, maar wel binnen de Unie diensten aanbiedt als bedoeld in bijlage III, wijst een vertegenwoordiger in de Unie aan. De vertegenwoordiger is gevestigd in één van de lidstaten waar de diensten worden aangeboden. De digitaledienstverlener wordt geacht te vallen onder de jurisdictie van de lidstaat waar zijn vertegenwoordiger is gevestigd.
3. De aanwijzing van een vertegenwoordiger door de digitaledienstverlener laat onverlet dat tegen de digitaledienstverlener rechtsvorderingen kunnen worden ingesteld.